Home

Leerplan

Thema 1 2A

Thema 1 2B

Thema 1 2D

Thema 1 2E

Thema 2 2B

Thema 2 2D

Thema 4 2A

Thema 4 2B

Thema 4 2D

Thema 4 2E

Thema 5 2A

Thema 5 2D

Thema 5 2E

Thema 6 2B

Thema 6 2D

Thema 7 2A

Thema 7 2B

Thema 7 2D

Thema 7 2E

Thema 8 2A

Thema 8 2D

Thema 8 2E

Thema 9 2A

Thema 9 2B

Thema 9 2E

Thema 10 2B

Hit Counter

Thema 2: 2B

2 ILLO B

auteurs: Ine Pellaers, Katja Coninx, Frits Jaspers, Kristof Thuys

LES 1

Beginsituatie (inhouden, voortaken, werkvormen, leerlingenkenmerken, actualiteit, accommodatie,…)

De leerlingen kunnen reeds een inhoud geven aan het begrip "verrijzenis".

De leerkracht heeft deze les nog nooit gegeven.

 

Doelen van de activiteit (cognitief, psychomotorisch, sociaal en affectief)

De leerlingen kunnen de betekenis van de tekst van het lied uitleggen.

De leerlingen kunnen vrij over hun ervaringen i.v.m. de dood praten.

De leerlingen kunnen respect opbrengen voor ieders verhaal.

De leerlingen kunnen naar elkaar luisteren.

De leerlingen kunnen tot bezinnen komen, kunnen over het onderwerp nadenken.

Lesfasen en lesinhoud (Wat)

______________________________________

1. Introductie

1.1 Lied: Papa (Stef Bos)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2. Kern

2.1 Bezinning

 

 

 

 

 

2.2 Luisteropdracht.

 

 

 

 

 

* Stef Bos schrijft een lied voor en over zijn vader.

* Hij mist zijn vader en denkt veel na, hierdoor merkt hij dat hij veel met hem gemeen heeft.

* Eigen mening.

* Ja.

 

 

2.3 Groepswerk

 

 

 

 

 

 

2.4 Vragen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3. Slot

 

Didactische werkvormen, klasschikking, groepering (Hoe)____________________________________

 

Klassikale opdracht

De leerkracht laat de leerlingen een cassette horen met het kied papa (Stef Bos).

De kinderen luisteren naar het lied.

 

De leerlingen beluisteren het lied voor een tweede keer. Ze krijgen vooraf de tekst van de

leerkracht. De leerlingen krijgen de opdracht vooral op de tekst te bestuderen en er een be-

tekenis achter te zoeken.

Individuele opdracht

De leerkracht vraagt aan de leerlingen om het even stil te maken. De leerlingen kunnen nu

Bezinnen over het lied. Ze kunnen de betekenis ervan nu tot hen laten doordringen.

 

 

Individuele opdracht

De leerlingen krijgen enkele vragen van de leerkracht. Deze dienen zij individueel te be-

antwoorden.

Vragen:

* Wie schrijft naar wie ?

* Waarom schrijft deze persoon ?

* Hoe voelt de schrijver van het lied zich ?

* Lijken de auteur en de persoon waarover hij schrijft op elkaar ?

 

Groepsopdracht

De leerlingen verdelen zich in groepen van 4 personen. De leerkracht geeft aan iedere groep vragen. Deze worden in de groepen besproken. De leerkracht wandelt van groep

tot groep en kijkt erop toe dat alles vlot gebeurt.

Vragen:

* Heb jij al een dierbaar iemand verloren ?

* Heb je deze dood reeds verwerkt ?

* Ben je op bepaalde momenten nog verdrietig om iemands dood ?

* Wanneer ben je dan verdrietig ?

* Haal je ook iets positiefs om iemand die je verloren hebt ?

* Wat betekent geluk volgens jou ?

De leerlingen noteren de antwoorden, ieder doet dit voor zichzelf.

 

 

 

Klasgesprek

De leerkracht gaat samen met de leerlingen praten over de vragen die in groep besproken zijn. Er wordt ook gepraat over hetgeen er zich na de dood afspeelt. Ieders mening wordt hier uiteraard gerespecteerd.

 

 

 

Individuele opdracht

De leerlingen vullen, ieder persoonlijk, in wanneer ze zich gelukkig en wanneer ze zich

verdrietig voelen over iemands dood.

Vbn: Verdrietig: Ik mis de overleden persoon.

Gelukkig: Ik ervaar iets positiefs dat ik niet zou ervaren hebben als deze persoon niet was overleden.

 

 

2.5 Werkblad.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Les 2 Ziekenzalving

 

Doelen van de activiteit (cognitief, psychomotorisch, sociaal en affectief)

De leerlingen kunnen hun gevoelens uiten.

De leerlingen kunnen de bedoeling van de ziekenzalving toelichten.

De leerlingen kunnen uitleggen wie de ziekenzalving uitvoert, waarom het word gedaan en hoe het wordt gedaan.

De leerlingen kunnen naar elkaar luisteren.

Lesfasen en lesinhoud (Wat)

__________________________________

 

1. Introductie

1.1 Doodsbericht – doodsprentje

 

 

 

 

 

 

 

 

2. Kern

2.1 De ziekenzalving.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.2 Uitbeelden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3. Slot

Didactische werkvormen, klasschikking, groepering … (Hoe)

____________________________________

 

Onderwijsleergesprek

De leerkracht toont de leerlingen een doodsprent of doodsbrief. De leerlingen mogen verwoorden wat de betekenis is van deze dingen.

De leerlingen vertellen aan elkaar wat je allemaal op een doodsbrief en –prentje kan terugvinden.

De leerlingen luisteren naar elkaar.

Klassikale opdracht

De leerlingen lezen de bijbeltekst over ziekenzalving.

De leerkracht stelt achteraf vragenaan de leerlingen:

* Wat is de ziekenzalving ?

* Hoe gebeurt het ?

* Waarom wordt het gedaan ?

* Wanneer wordt het gedaan ?

De leerlingen mogen reageren.

 

 

 

Groepswerk

De leerlingen verdelen zich in groepen van 2. Ze proberen een ziekenzalving te ensceneren.

De leerlingen die willen mogen hun enscenering voor de klas brengen.

 

 

Onderwijsleergesprek

De leerlingen maken het stil en schrijven op wat deze les voor hen betekend heeft.