Didactische werkvormen, klasschikking, groepering (Hoe)____________________________________
Klassikale opdracht
De leerkracht laat de leerlingen een cassette horen met het
kied papa (Stef Bos).
De kinderen luisteren naar het lied.
De leerlingen beluisteren het lied voor een tweede keer. Ze
krijgen vooraf de tekst van de
leerkracht. De leerlingen krijgen de opdracht vooral op de
tekst te bestuderen en er een be-
tekenis achter te zoeken.
Individuele opdracht
De leerkracht vraagt aan de leerlingen om het even stil te
maken. De leerlingen kunnen nu
Bezinnen over het lied. Ze kunnen de betekenis ervan nu tot hen
laten doordringen.
Individuele opdracht
De leerlingen krijgen enkele vragen van de leerkracht. Deze
dienen zij individueel te be-
antwoorden.
Vragen:
* Wie schrijft naar wie ?
* Waarom schrijft deze persoon ?
* Hoe voelt de schrijver van het lied zich ?
* Lijken de auteur en de persoon waarover hij schrijft op
elkaar ?
Groepsopdracht
De leerlingen verdelen zich in groepen van 4 personen. De
leerkracht geeft aan iedere groep vragen. Deze worden in de
groepen besproken. De leerkracht wandelt van groep
tot groep en kijkt erop toe dat alles vlot gebeurt.
Vragen:
* Heb jij al een dierbaar iemand verloren ?
* Heb je deze dood reeds verwerkt ?
* Ben je op bepaalde momenten nog verdrietig om iemands dood ?
* Wanneer ben je dan verdrietig ?
* Haal je ook iets positiefs om iemand die je verloren hebt ?
* Wat betekent geluk volgens jou ?
De leerlingen noteren de antwoorden, ieder doet dit voor
zichzelf.
Klasgesprek
De leerkracht gaat samen met de leerlingen praten over de
vragen die in groep besproken zijn. Er wordt ook gepraat over
hetgeen er zich na de dood afspeelt. Ieders mening wordt hier
uiteraard gerespecteerd.
Individuele opdracht
De leerlingen vullen, ieder persoonlijk, in wanneer ze zich
gelukkig en wanneer ze zich
verdrietig voelen over iemands dood.
Vbn: Verdrietig: Ik mis de overleden persoon.
Gelukkig: Ik ervaar iets positiefs dat ik niet zou ervaren
hebben als deze persoon niet was overleden.