“Hier is het, we moeten eruit.” Iemand duwde op het knopje en voor in de bus ging een lampje branden. Twee figuren bij het achterste raam stonden op toen de bus stopte en de deuren open sprongen. Ze hadden allebei een mantel om en de capuchon over het hoofd getrokken. De chauffeur leek opgelucht toen de deuren van de bus weer dicht gingen en hij door mocht rijden.
“En nu?” vroeg de eerste, “Links of rechts?” De tweede deed haar kap af en er kwam het gezicht van een jonge vrouw tevoorschijn. Haar lange zwarte haren waren opgeknoopt in een knot in haar nek. “Ik denk dat we het beste links kunnen gaan, via de boulevard, en dan langs het marktplein.” Ze deed al enkele passen in de richting en de andere volgde haar. “Senta, je moet eraan denken dat we hier niet echt welkom zijn.” Fluisterde die, “Doe de kap weer op, toe?” “Hè Mina, doe nou niet zo, in de mensenmassa vallen we heus niet op. En we hebben onze papieren toch bij ons? Ze kunnen ons niets maken.” Ze trok aan de kap van de ander. “Kom, doe dat ding af.” “Hhhmm,” Mina zuchtte, “je hebt gelijk, Senta, ze kunnen ons niks maken.” Ze streek haar vlasblonde haren naar achteren, maar probeerde meteen even haar puntige oren te verbergen, wat niet lukte omdat ze véél te groot waren. “Kom, deze kant op.” Senta nam Mina in de arm en ze liepen richting de boulevard. In het begin liepen mensen schichtig met een boogje om hen heen, maar eenmaal op de boulevard lette niemand meer op de abnormale oren, grote ogen en spitse gezichten. De twee elfen genoten van de rijkelijk versierde etalages en geuren van eten dat verkocht werd in de stands voor de winkels.
“Daar!” Senta wees naar een etalage met grote etalagepoppen. “Kijk nou eens Mina, wat een prachtige kleren, kijk die kleuren, hier wil ik naar binnen!” ze sleurde haar vriendin mee naar de openstaande deuren. Mina las nog snel wat er op het uithangbord stond. ‘Elfform, voor uw elfse mode.’
Toen de twee de winkel inkwamen stonden er twee klanten binnen. Ze keken verschrikt toen ze het belletje hoorde, bang dat ze hier herkend zouden worden door vrienden en familie. Maar toen ze zagen dat de twee nieuwe klanten elfse oren hadden gingen ze snel door met linten uitzoeken. De winkel zag er van binnen niet zo groot uit, het was net een kleine woonkamer, aan de wanden stonden grote hoge schappen met stapeltjes kleding erop. In het midden stonden rekken met kleding en ook voor de etalage stonden rekken met kleding. Rechts achter in de hoek stond een kleine toonbank met ernaast wat stortbakken. Hierin lagen linten, kralen, veters, dunne doeken, alles wat je nodig had om je eigen kleding op te fleuren, of je eigen sieraden te maken.
Terwijl Mina en Senta wat rondkeken in de winkel kwam er een witharige elf van uit een deur naar het magazijn.
“Ja, maar doe dat maar in gewone taal, die mensen taal klink verschrikkelijk!” Senta was weer recht voor zijn raap, zoals altijd eigenlijk. “Ik zou graag de mantel uit de etalage passen, maar ik kan haar in de rekken niet vinden.”ging ze vriendelijk verder. Intussen keek Mina bedenkelijk naar de witharige elf te kijken. Ze kende haar ergens van. ‘Nail,’ ook die naam kwam haar vreemd bekend voor. Nail had intussen de pop in de etalage ontdaan van de mantel en Senta stond hem breed uit te passen voor de passpiegels. “Mina, zeg jij eens wat. Vind je hem niet wat te dik? Ik bedoel, voor de zomer is hij te warm, denk je niet?” “ja, ja mooi,” mompelde Mina, zonder te kijken. Toen ze Senta kwaad zag kijken liet ze haar handen over het stof van de mantel glijden. “Ja, voor de zomer is het wat te dik, maar in de winter zou je hem goed kunnen dragen. Maar hij staat je wel goed hoor. Ik zou het doen, al is het maar voor de winter. Je hebt een nieuwe mantel nodig, vergeet dat niet” Senta bekeek zichzelf nog eens goed. “Ik neem hem,” zei ze kordaat. En ze liep naar de toonbank om te betalen. Ineens werd de deur van de winkel ruw open gegooid. Mina en Senta keken verschrikt naar de mensen die de winkel in kwamen. Een dikke politie agent stond voor hun neus. Hij trommelde met zijn dikke vingers op een klein boekje dat hij in zijn andere hand hield.
Mina en Senta waren even helemaal van slag. Maar Senta herstelde zich al gauw en keek de agent brutaal aan. zei ze snerend, ~Oei, dat was niet slim Senta~ Dacht Mina, dit komt ons duur te staan. De agent stak haar een boekje onder de neus met een badge erin. gromde hij.
zei ze zonder om te kijken. “Laat meneer eens even onze papieren zien.” Zei ze, weer in hun eigen taal. Bij Mina brak ineens het koud zweet uit. “Jij had ze bij je, dat zei je daarstraks.”zei ze, met een klein stemmetje.
~Geen papieren betekende vast niet veel goeds. Nu elfen zich moesten kunnen identificeren op straat moesten ze altijd papieren bij zich hebben. Gewone mensen hoefde dat niet, maar elfen werden nog steeds als gevaarlijk beschouwd en moesten geregistreerd staan.~
Senta draaide zich om. “Bedoel je dat..!?” stamelde ze “Nou, als jíj dat ook bedoeld, dan wel ja.” Fluisterde Mina. Zei een krassende stem. Achter de dikke agent kwam ineens een andere agent tevoorschijn. Hij had een grote haviksneus en hij was een scharminkel, vergeleken bij die andere. Beet Mina hem toe en ze pakte langzaam de tas met Senta’s mantel van de toonbank. **Senta we moeten rennen** zond ze haar toe. **Maar we moeten langs die twee om weg te komen.** **Nee, dat hoeft niet**zond ineens een derde. Nail, die waren ze vergeten! **Ga langs de achteruitgang. Achter het gordijn loopt een gang, neem de tweede deur rechts en de eerste weer links en je bent buiten.**
de agenten werden ongeduldig
zei Senta, expres de gewone mensen taal gebruikend. De agent ging breed voor de deur staan, zodat er niemand meer doorheen kon. *|Senta op mijn teken, 1,..2,..3!!|* Ze draaide zich beiden bliksemsnel om en rende door het gordijn naar achteren. gilde de kleine agent. Ze zette de achtervolging in. “Tweede deur rechts” riep Mina, die vooraan liep. “Ja, en de eerste weer links.” Senta was vlak achter haar. ‘BENG!’ de agenten waren tegen de deur opgebotst die Senta net voor hun neus dicht had gedaan riep Mina, zodat de agenten het zouden horen.
riep Senta terug. Mina nam meten de eerste deur links. Het felle buitenlicht kwam hen tegemoet. “Vlug, het dak op Mina!” riep Senta haar toe. Snel als water klommen de twee op een plat dak en verborgen zich achter een grote schoorsteen. Net op tijd, ze hoorde de twee agenten naar buiten komen. hoorde ze de dikke agent roepen. stamelde de kleine. gromde de dikke en holde in de richting van de straat, met de kleine op zijn hielen.
**Nooit gedacht dat mensen zo stom waren.** Zond Mina **Ja, maar dat wisten we toch al?** Senta sprong op de grond. **Kom, we gaan, ik heb het gehad met die mensen.** Ze hielp Mina van het dak. En samen liepen ze de straat op.
Ze liepen op een snel tempo terug naar de bus. Mina kon het niet laten om nog wat eten mee te nemen voor Rop en Zarra. En ook Senta nam wat te eten mee. De winkelier die trillens van angst smeekte om genade. Terwijl ze niets deden dan appels uitzoeken, en boos kijken, omdat er in een appel een worm zat. Hij gaf hem meteen een hele zak mee, omdat Senta wel héél grimmig keek. Trillend lieten ze hem achter in zijn winkel. Smullend van een appel stapte ze daarna in de bus die traag de hoek om reed.