Ludwig van Beethoven  

Grootvader Louis van Beethoven kwam waarschijnlijk uit de omgeving van Haacht (tussen Mechelen en Leuven), en verhuisde in 1733 naar Bonn, waar hij naast zijn job als hofmusicus en kapelmeester bij de keurvorst-aartsbisschop tevens een wijnhandel voerde. Vader Johann was tenorzanger bij dezelfde werkgever en als zakenman in de wijnzaak en slecht opvolger. Bovendien dronk hij wat meer dan goed voor hem en de zijnen was, en trouwde te arm en te jong. Zijn moeder noemde Ludwig van Beethoven (geboren in Bonn op 16 december 1770) ooit zijn "beste vriendin"; ze was zachtzinnig maar ook zwartgallig.
Beethovens jeugd werd grondig bedorven door de vruchteloze en strenge pogingen van zijn vader om een wonderkind te kweken. De gebrekkige muzieklessen worden gelukkig door die van bevoegder collega's (zoals Tobias Pfeifer en hoforganist Gottlob Neefe) aangevuld, zodat hij als zevenjarige zijn eerste optreden als pianist kan vieren, op elfjarige leeftijd Bachs Welgetemperd Klavier van buiten kent, en een jaar later Neefe als hoforganist kan vervangen. Zijn gebrekkige algemene ontwikkeling wordt bij adellijke families welwillend bijgeschaafd.

In 1787 gaat Beethoven in Wenen in de leer bij Mozart, die hem een grootse toekomst voorspelt. Hij moet ijlings naar Bonn terugkeren wegens ziekte en het overlijden van zijn moeder. In 1792 is hij weer pas naar Wenen vertrokken als hem de dood van vader gemeld wordt.

In Wenen willen het contact met en de lessen bij Haydn (zijn nieuwe leraar na de dood van Mozart) niet vlotten, zodat hij in 't geheim lessen volgt bij Johann Schenk, Albrechtsberger en Salieri. Een tijdlang leeft hij uit de hand en in de woning van de lokale aristocratie, maar kan zich moeilijk aan de strikte dagindeling houden. Met de meeste collega's kan hij moeilijk opschieten. Uitzonderingen zijn de violist Schuppanzigh, de zanger Vogl, de muziekhistoricus Kiesewetter, de theoloog-violist Karl Amenda en zijn latere biograaf Schindler.

In 1794 komt de keurvorst uit Bonn hem persoonlijk het achterstallige salaris brengen, en van dan al blijft hij in dienst zonder loon tot hij opgeroepen zou worden. Omdat die oproep uitbleef, woonde hij heel zijn verder leven in Wenen.


Beethoven kende een vrij bewogen liefdesleven, uitsluitend gestoffeerd met dames uit de hogere kringen, die hem vaak ook de inspiratie leverden voor heel wat composities. In 1800 heeft hij trouwplannen met zijn leerlinge Giuletta Guicciardi, wat de wereld de "Mondscheinsonate" oplevert. In 1809 zijn Therese Malfatti en Bettina Brentano aan de beurt, met als gevolg een ontmoeting met Goethe en de "Egmont"-muziek. De vriendschap met Gravin von Brunswick baart een literaire telg in de vorm van de beroemde brief "an die Unsterbliche Geliebte". Het gaat Beethoven materieel zo goed voor de wind dat hij zijn beide jongere broers naar Wenen laat overkomen, en ook de opvoeding van zijn neef Karl op zich neemt. Na enkele grote concertreizen naar Praag, Berlijn en Leipzig volgt een zware klap: in 1796 veroorzaakt een val een scheur in de gehoorzenuw, en alras treden de eerste symptomen van doofheid op.


In 1819 ten slotte is hij volslagen doof, en kan zich alleen nog duidelijk maken met conversatieboekjes.


Hij maakt nog kennis met het volledig oeuvre van Haydn en met Schubert, tot een ongeneeslijke leverziekte en een zware longontsteking zorgen voor een tien dagen durende doodsstrijd. Middenin een hevig onweer sterft hij op 26 mei 1827. Op de grandioze begrafenis wordt Mozarts Requiem opgevoerd.

 

 

 terug naar de IDOLENCLUB

 

terug naar de Hits for kids