Stille Veerkade

Index

 

 


De eerste kloeke daad van het Haagse gemeentebestuur bij de aanvang van de
20ste  eeuw, was het doen dempen van een drietal eeuwenoude
stadsbinnengrachten.

Dit lot trof toen de Amsterdamse Veerkade met haar verlenging, Stille Veerkade en de daarin uitlopende Paviljoensgracht.

Burgemeester mr. J. S. Baron Van Harinxma Thoe Slooten, die toenmaals de
touwtjes van de stadsregering in handen had, bleek van al het gezeur en
gezanik uit kringen van de Haagse burgerij langzamerhand genoeg te hebben
gekregen. Vandaar het besluit van de burgemeester deze vaarten of sloten, zo
men ze noemen wilde, zo gauw mogelijk te laten dempen. Zodoende zou men dan
meteen van het geklaag over stank en verdere ongezonde toestanden verlost
zijn. Zoiets dacht die burgemeester toen!

Maar, waar hij niet aan had gedacht, was de oude volkswijsheid: "Men kan het soo niet maecken, of d'één sal 't prijsen, d'andere 't laecken"!


Tot laatstgenoemde groep behoorde de alom bekende bouwmeester C. H. Peters, die in december van het jaar 1901 een in memoriam wijdde aan de 3 genoemde grachten, waarbij hij in een aantal foliovellen zijn gemoed lucht gaf over
de schande de Hofstad aangedaan.

De Amsterdamse Veerkade die toen het eerst aan bod kwam, dateerde van omstreeks 1640 en is enkele eeuwen lang een plaats geweest zo levendig
als men zich maar denken kon. Daar vandaan vond een dagelijkse beurtvaart
náár en ván de hoofdstad plaats. De pakschuitdienst overheerste daar de
kaden en bracht er een ongekende drukte en levendigheid. Zo ontstond, rond
het Spui een levendig handelskwartier met druk verkeer. Handelshuizen,
herbergen, kroegen en bordelen. In 100 jaar tijd had het inwonertal van Den
Haag zich verdubbeld en was daarmee op ruim 17.000 gekomen.

Een geheel ander beeld toonde het verlengde deel voorbij de Wagenstraat. Tot
heden toe dan ook niet anders dan als Stille Veerkade bekend. Nog beter kon
men het "de Zondagse Veerkade" noemen. Voor het schippersbedrijf had de kade toen weinig of geen betekenis vanwege de nieuwe boogbruggen die het geheel afsloten. Overigens was die stille buurt wel een geliefkoosd woonoord voor de gezeten burger. Daartussen ook enkele oude Haagse zaken, waarvan enkele er tot voor kort nóg waren. Bij het eind, nabij de Wagenstraat, stond het
pothuis waar tot aan de eeuwwisseling, bakker van Bergen "uit het Henegouwse
Huis", die toenmaals als "De" bakker van Den Haag bekend stond, zijn bedrijf
uitoefende. Toen 's mans voeten na jaren het kneden moe waren geworden, deed
hij de zaak over aan de heer J. P. Herrmann, een bakker van Duitse afkomst,
die - hoe kon het anders - hier het Duitse brood introduceerde dat weldra
door de Haagse burgerij gegeten werd als koek.

Maar Herrmann deed meer! In de langer dan een kwart eeuw dat hij deze zaak beheerde, kreeg ze een meer moderne structuur, zowel inwendig als het buitenaanzicht op de hoek van Veerkade en Wagenstraat, bij het klimmen der jaren zag bakker Herrmann zich genoodzaakt zijn bedrijf aan zijn zoon J. J. F. Herrmann over te doen. Dit bleek toen geen gelukkige greep te zijn geweest. Zoonlief die weinig of niets voor het bakkersvak voelde, zei al spoedig de trog vaarwel en bereidde zich voor op het predikambt.

In 1964 was de ruim 64-jarige bij de Evangelisch-Lutherse kerk te Alkmaar in bediening.

De bakker, die het deeg nog met de voeten kneedt is een legende geworden.
Andere tijden, andere bakkers. Bakker Steenbeek bleek dit te hebben
begrepen. Het' oude kavalje op de hoek van de Stille Veerkade toverde hij om
in een modern broodbedrijf. Een der meest typisch-romantische geveltjes, op
de Stille Veerkade behoort bij het pand met de oudhollandse klok-trapgevel.
In dit huis, waar thans een schilderijenzaak (1962) is gevestigd, woonde op
de bovenverdieping de grote wijsgeer Baruch de Spinoza, die vaak langs de
Stille Veerkade-gracht al mediterend zijn avondwandeling maakte.

Deze wereldberoemde man vestigde zich in 1669 in Den Haag.

Baruch d'Espinoza of Benedictus Spinoza, was in 1632 in Amsterdam geboren uit één van de meest vooraanstaande sefardische families van de stad. Hij was een bijzonder goed leerling van de school van de Spaans-Portugese gemeenschap. De verschillen in godsdienstig denken in de hoofdstad intrigeerden hem en zetten hem aan het denken.

Vragen als 'was Adam de eerste mens' en 'schreef Mozes de tora' gingen hem bezighouden. Spinoza had een afkeer van de kabbala en kende aan het menselijk verstand ook in godsdienstzaken veel betekenis toe. Aantoonbaar is, dat hij niet alleen door Descartes 'ik denk, dus ik leef' (cogito ergo sum), maar ook door joodse invloed tot zijn denkbeelden is gekomen, vooral door de werken van Delmedigo, die hij mogelijk via Menasseh ben Israel heeft kunnen bestuderen.

Baruch d'Espinoza stelde er zelf geen prijs op om tot het joodse volk te worden gerekend. Zijn van het gangbare jodendom afwijkende inzichten werden echter door de zeer machtige parnassiem van de Portugese gemeente als ketterij beschouwd. Deze spraken daarom op 27 juli 1656, buiten zijn tegenwoordigheid, in de Esnoga de ban  = hebr. cherem) over hem uit. Zelfs werd er een aanslag op zijn leven gepleegd

Van de mogelijke vormen van de ban was de over Spinoza uitgesprokene de
zwaarste: Joden mochten absoluut geen contact meer met hem hebben, hij werd
buiten de gemeente gesteld, werd zeer vernederd, als het ware dood
verklaard, omdat hij geen berouw had getoond. Toch ging hij niet tot het
christendom over. Al spoedig werd het wonen in Amsterdam voor Spinoza
bezwaarlijk, en verhuisde hij eerst naar Ouderkerk, vervolgens naar
Rijnsburg, waarna hij vanaf 1664 tot 1668 zijn toevlucht zocht in Voorburg.

In 1669 vestigde hij zich in Den Haag aan de Stille Veerkade. Zijn biograaf
Johannes Colerus schreef, dat Spinoza zich vestigde 'ten huize van de weduwe
Van Velen, alwaar hij zich ook in de kost besteed hadde, in hetzelfde huis
daar ik tegenwoordig in wone, zijnde mijn studeerkamer, in 't agterende van
't huis, op de tweede verdieping gelegen, zijn laboratorium of werkplaats,
alwaar hij sliep en arbeyde' enz. Die weduwe Van Velen was Aertgen van
Ommelen of Cornelia du Pont. [Volgens de op dit punt foutieve Franse
vertaling van de biografie woonde Spinoza bij de weduwe Van Velden, die vóór
haar huwelijk Elsje van Houweningen heette het dienstmeisje van Hugo de
Groot! Baruch was op dat adres terechtgekomen via vrienden (onder andere
Johan de Witt) die het rustige verblijf bij een achtenswaardige weduwe zeer
geschikt voor hem vonden. Hij bleef er drie jaar wonen, toen werd het hem
bij de weduwe te duur en verhuisde hij naar de Paviljoensgracht, waar hij
bij Hendrick van der Spijck voor 80 gulden per jaar een zolderkamer huurde.
Tot aan zijn dood op 21 februari 1677 sleep hij daar brilleglazen, hij
studeerde er, en hij wees er in 1673 een professoraat in Heidelberg af,
omdat hij bang was zijn filosofische werk niet af te krijgen. Hij werd met
grote eer begraven in de Nieuwe Kerk. Later is het graf ontruimd omdat er
niet voor werd betaald en werd Spinoza herbegraven achter de kerk. David Ben
Goerion, die een groot bewonderaar was van Spinoza, bezocht het
grafmonument, toen hij in 1958 op officieel bezoek in Den Haag was. Op diens
verzoek is in het monument een zwarte basaltsteen uit de bergen van Galilea
aangebracht, waarop de tekst' Amcha' ( = Uw Volk)

In 1888 werd op deze kade de eerste kookschool in Nederland gevestigd. "De
Haagsche Kookschool." Hier werd kookonderwijs gegeven aan vrouwen en
meisjes, zonder onderscheid van stand. Men ging er van uit dat ook een
huisvrouw met personeel eventuele fouten van haar keukenmeid moest kunnen
corrigeren. In 1760 viste de Haagse politie het lijk van de dienstbode van
Freule Tengnagel uit deze gracht. Het lijk werd naar het luihuis van de
Grote Kerk gebracht voor de lijkschouwing. Zodra het Hof van Holland dit
vernam, eiste zij het lijk op, omdat het slachtoffer in dienst was geweest
bij een adellijke dame. Toen dit geweigerd werd, gaf het Hof enkele
gerechtsdienaren opdracht het lijk te ontvoeren.

In triomf droegen de Hofbeambten de kist met het stoffelijk overschot van de
dienstbode langs het stadhuis naar de gevangenpoort, waar het lijk ten
tweede male werd geschouwd. De magistraat ontstak in woede en beklaagde zich onmiddellijk bij de Staten van Holland. Die stelden het stadsbestuur in het
gelijk. Maar het Hof gaf zich nog niet gewonnen. Het probeerde nu zijn
gelijk te krijgen bij de Raads-pensionaris, maar zonder succes. Het eind van
het liedje was, dat het lijk van de dienstbode weer terugkwam in het luihuis
van de Grote Kerk

Aan deze kade was ook het gebouw van de R.K. Volksbond, waar uitsluitend
door mannen, verenigd in de zogeheten Rederijkerskamers, toneel werd
gespeeld. Deze zaal had 700 zitplaatsen. Van mijn vader weet ik van het
bestaan van de rederijkers maar of hij daar zelf lid van was is mij niet
bekend. Hij regisseerde wel toneelgezelschappen, maar ook alleen met
mannelijke leden.

De Haven werd in 1901 gedempt.

Sefardiem = Hebreeuwse naam voor Spanje. Gevluchtte joden uit Spanje en
Portugal werden sefardische joden genoemd.
Asjkenaziem =Duitsland  joden hiervandaan, werden Asjkenazische joden
genoemd.
Marranen waren joden die, om verbanning te voorkomen, zich bekeerde tot de
Katholieke kerk.