Joden in Den Haag

Index

 

 

Pas in de 14e eeuw zijn er enkele schaarse berichten uit Henegouwen, daar bepaalt Graaf Willem I dat de joden zich in een stad mogen vestigen, een hele gunst voor mensen die men, niet behorend tot de geloofsvolks gemeenschap, als vreemdelingen beschouwde.

Joden, waren evenals de "heidens" ongelovigen. Men sprak wel van Jodenbuurt, een aanduiding, die aanvankelijk niet onvriendelijk was bedoeld.

Zij, die eeuwen geleden uit Judea kwamen, waren de juden, in welk woord de tweede letter als Nederlandse, niet als Duitse klinker moet worden uitgesproken.

Dat zijn zij heel de middeleeuwen door: mensen die men niet duldt, die zwaar gestraft worden wanneer ze een voet scheef zetten en die onophoudelijk de zondebok zijn als er iets rnis gaat, met de oogst of de volksgezondheid.

En er ging in die tijden voortdurend iets mis. Voeg daarbij laster, de verdachtmaking, waaraan vreemdelingen in een primitieve 'leefwereld blootstaan en het is overduidelijk dat de positie van de joden in het verleden niet te benijden is geweest. De verschrikkelijke pogroms vallen gelukkig buiten het kader van ons onderwerp.

Den Haag heeft ze, behoudens de vervolging, tijdens de tweede wereldoorlog, nooit gekend. Maar het is wel te begrijpen dat er ook onder de joden zwakke broeders zijn geweest die op den duur niet bestand bleken, tegen de steeds weer terugkerende verdrukking en zich tenslotte dan maar gewonnen gaven en overgingen tot het christendom.

Dat gebeurde ook met een man en vrouw, denkelijk een echtpaar, in het jaar 1398, toen graaf Aelbrecht heer van Holland was. En daarmee begint de geschiedenis van de joden in Den Haag in dié zin, dat er nu een eerste datum vaststaat: Op vier oktober van dat jaar vond deze zeldzame plechtigheid plaats in de Sint Jacobskerk waarbij mijnhere de Graaf en zijn gemalin aanwezig zullen zijn geweest, want de "bekeerlingen" kregen van het grafelijk paar dertig guldens én nog een bedrag om op de offerschaal te leggen. Daarbij vereerde de graaf de nieuw bekeerden met een stel nieuwe kleren. Vanaf dit moment behoefden zij dus geen joodse onderscheidingstekenen meer te dragen: de gele hoed of het schedelkapje, en waren zij volledig in de volksgemeenschap opgenomen. Voor de joden die het geloof van hun vaderen getrouw bleven, ongetwijfeld een droeve dag omdat er nu twee zielen "geschmad" waren, het woord komt van"mejoemad" wat vernietigde betekend. Een banvloek kon er nog niet over hen uitgesproken worden want er was nog geen Kohilla, geen joodse gemeente, en geen synagoge in Den Haag, die zouden pas vele eeuwen later ontstaan. (zie voldersgracht) Deze gracht was het voornaamste verblijf van de Joodse gemeenschap. Joden uit Oost -Europa (Duitse en Poolse) waren in tegenstelling tot de Portugese joden, eenvoudige handwerkslieden, zij kwamen rond het eind van de 16e eeuw, soms volslagen berooid, in deze omgeving aan. Aanvankelijk was Amsterdam de voornaamste plaats van bestemming, maar vanaf de tweede helft van de 17de eeuw, vestigden zij zich in Den Haag. Die Haagse gemeenschap groeide, na Amsterdam, uit tot de grootste van het land.

En zo ontstond een geheel joodse wijk in deze omgeving. Men begon winkels, die op ongebruikelijke tijden waren gesloten en waar koosjer voedsel werd verkocht. Vooral de Oost-Europese joden dreven handel in garen en band stoffen en tweedehands artikelen. De Portugese joden woonden voornamelijk aan het Voorhout en omgeving.